Herstel, hoop en compassie – contouren van een hedendaagse klinische godsdienstpsychologie
In het paradijs stonden twee bomen. Dat wordt ons verteld in het scheppingsverhaal waarmee het boek Genesis begint. De ene boom is de boom van het oordeel: de boom van kennis van goed en kwaad, de boom van het onderscheid. De andere boom is de boom van de aanvaarding: de boom van het leven, van het zijn, van vrijheid en verbondenheid. God zegt tegen de mensen: van die ene boom moet je afblijven. De boom van het oordeel en het onderscheid, de boom van kennis van goed en kwaad, daar word je niet gelukkig van. Ik ben de Enige die tegelijkertijd volmaakt kan liefhebben en volmaakt kan oordelen. Maar u kent waarschijnlijk het verhaal: er wordt toch gegeten van de boom van kennis van goed en kwaad. Vanaf dat moment zuchten mensen onder het oordeel, veroordelen ze elkaar en zichzelf, zijn ze maar slecht in staat tot onvoorwaardelijke aanvaarding en onvoorwaardelijke liefde. Het leven is geen paradijs. Dat we niet in een paradijs leven, blijkt ook uit het gegeven dat mensen te maken hebben met ziekte en met problemen die we psychiatrische stoornis noemen.1 We worstelen met angsten, somberheid, gepieker, dwang, wanen, verslaving, psychose, agressie, automutilatie, herbelevingen van trauma’s, een onbedwingbare trek in verslavende middelen, zelfveroordeling en zelfafwijzing. Al deze zaken raken ons mensen in wie we zijn. Ze schudden aan onze levensboom en rammelen aan de fundamenten van ons bestaan, onze existentie. Ze roepen fundamentele vragen op naar zin en betekenis, en ze hebben invloed op de manier waarop we kijken naar onszelf, naar anderen, de wereld en God.
Deze rede is uitgesproken door prof. dr. J. Schaap-Jonker bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Klinische Godsdienstpsychologie, vanwege het Kennisinstituut christelijke ggz (De Hoop ggz en Eleos), aan de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam op 14 juni 2019.