Geloven in je herstel

In het eerste nummer in het nieuwe jaar van het tijdschrift voor gedragstherapie en cognitieve therapie, is het artikel gepubliceerd van Jenneke Hoekzema (klinisch psycholoog Eleos) over een religieus georiënteerde interventie als aanvulling op cognitieve gedragstherapie bij angstige jongeren.

Samenvatting

Achtergrond: Wanneer jongeren geconfronteerd worden met psychische problemen of ingrijpende gebeurtenissen, kan dat leiden tot stress en vragen over betekenis en zingeving. Religie is een potentiële positieve hulpbron om hiermee om te gaan: positieve religieuze coping. In deze studie hebben we onderzocht wat het effect is van een nieuw werkboek gericht op religieuze coping (Ik kan het aan! Geloven in je herstel) voor christelijke jongeren met angstklachten. Dit werkboek is een aanvulling op het bestaande CGT-protocol Denken + Doen = Durven (DDD). Wij verwachtten dat deze aanpak zou leiden tot een toename van positieve religieuze coping en klinisch en existentieel herstel, meer dan wanneer alleen DDD ingezet zou worden.

Methode: De effectiviteit werd onderzocht door middel van een single case experimental design (SCED) (N = 6), waarbij jongeren om en om werden toegewezen aan een experimentele groep (DDD + werkboek; n = 3) of een controlegroep (alleen DDD; n = 3). Het design bestond uit een baselinefase (4 wekelijkse metingen) en een behandelfase (12 wekelijkse metingen).

Resultaten: In de experimentele groep was er sprake van een toename wat betreft wekelijkse metingen van positieve religieuze coping en klinisch en existentieel herstel, met matige tot grote effectgrootten. Emotionele problemen waren bij alle drie deelnemers aan het einde van de behandelsessies significant verminderd. In de controlegroep was dit niet het geval: er was weinig tot geen verbetering, zelfs verslechtering, wat betreft de wekelijkse metingen.

Conclusie: Het nieuwe werkboek, dat een bestaande CGT-behandeling aanvult, lijkt ingezet te kunnen worden in de behandeling van christelijke jongeren met angstklachten. Het kan mogelijk bijdragen aan een toename van positieve religieuze coping, en aan klinisch en existentieel herstel. Een vergelijking met de controlegroep was niet zinvol, vanwege vertroebeling van de resultaten in deze groep. Vanwege de beperkingen van het gebruikte onderzoeksdesign is verder onderzoek nodig om dit onderzoek te repliceren en de werkingsmechanismen ervan te toetsen in een grotere steekproef of met een ander SCED.